Eigenwoninglening aan uw kind

Dat het moeilijk is voor starters op de woningmarkt om een betaalbare woning te vinden, is een bekend gegeven dat voorlopig niet zal veranderen. U overweegt mogelijk om uw kind een handje te helpen om zijn of haar kansen op de woningmarkt te vergroten. U kunt er dan voor kiezen om uw kind een lening te verstrekken. Deze lening moet dan wel aan voorwaarden voldoen om te kwalifi- ceren als eigenwoninglening, waarvan uw kind de rente in aftrek kan brengen. Ten eerste moet er sprake zijn van een echte lening. Er mag dus geen sprake zijn van het schuldig blijven van een bepaald bedrag, kwijtschelden of schenken. U verstrekt een lening als u een bedrag aan uw kind verstrekt en uw kind verplicht is dit bedrag terug te betalen. Deze lening is een eigenwoningschuld als deze voldoet aan de voorwaarden die de Wet inkomstenbelas- ting 2001 daaraan verbindt. Een belangrijke voorwaarde is sinds 2013 met name de verplichte annuïtaire aflossing.

Rentevergoeding
De vergoeding die uw kind aan u betaalt, is alleen aftrek- baar als eigenwoningrente voor zover die vergoeding betrekking heeft op het ter beschikking stellen van de hoofdsom. De vergoeding kan namelijk ook betrekking hebben op andere rechten, bijvoorbeeld gunstige voor- waarden, zoals het altijd boetevrij mogen aflossen van de lening. Voor die extra rechten brengt u een renteopslag
in rekening aan uw kind. De vergoeding bestaat dan dus niet alleen uit rente voor het ter beschikking stellen van de hoofdsom. In dat geval moet uw kind de vergoeding split- sen in een aftrekbaar en een niet-aftrekbaar deel. Alleen als de andere rechten verwaarloosbaar klein zijn, kan die splitsing achterwege blijven. Een renteopslag van 0,2% of minder wordt als ‘verwaarloosbaar’ aangemerkt. Is de renteopslag hoger, dan is de hele opslag niet aftrekbaar als eigenwoningrente.

Een ander aspect waarmee u rekening moet houden,
is dat de rente reëel moet zijn. Dat is het geval als de rente in lijn is met wat een onafhankelijke andere geld- verstrekker onder dezelfde omstandigheden in rekening zou brengen. Daarvoor kijkt u naar de gangbare rente
van de meest vergelijkbare lening bij een bank of andere reguliere geldverstrekker. Vervolgens beoordeelt u of er verschillen zijn met uw lening en of die verschillen een hogere of lagere rente rechtvaardigen. Zo heeft een bank een recht van hypotheek, terwijl u die voorwaarde niet
zult stellen. Dit rechtvaardigt een hogere rente dan de bankrente, omdat u minder zekerheid heeft. Ook als u andere zekerheden achterwege laat, dan rechtvaardigt dat een hogere rente. U neemt immers meer risico. Maar ook hier geldt dat dit risico reëel moet zijn. Weet u sowieso zeker dat uw kind de lening zal terugbetalen, dan zal de Belastingdienst een hogere rente vanwege het ontbreken van zekerheden toch niet accepteren. Dus wees daar voor- zichtig mee.

Een andere factor die van invloed is op de hoogte van de rente is het risicoprofiel van uw kind (de lener). Heeft uw kind bijvoorbeeld een onregelmatig of een laag inkomen, dan kan uw risico groter zijn en mag u een hogere rente rekenen.

Let op!
Bent u met uw kind een te hoge rente overeengekomen, dan heeft dit tot gevolg dat het te hoge deel niet aftrek- baar is. Dit bovenmatige deel kan bovendien worden aangemerkt als een schenking, waarover u mogelijk schenkbelasting verschuldigd bent.

Terug naar overzicht